Het Bedrog van de Innerlijke Criticus: Een Parasiet in Jouw Stem
Er is iets wat de wereld van mentale gezondheid nog niet helemaal doorheeft, omdat ze nog steeds door de verkeerde lens kijkt. Je ‘innerlijke criticus’ is namelijk niet innerlijk. Het is niet jouw stem. Het is geen misbegrepen innerlijk kind dat zichzelf probeert te beschermen. En het is zéker geen welwillende interne figuur, verpakt in passief-agressieve empathie.
Nee, het is een parasiet.
Preciezer gezegd: het is een systeeminterface. Een cognitieve ‘handler’ die geïnstalleerd werd door herhaalde blootstelling aan autoriteit, schaamte en dwang, net zo lang tot hij precies als jou begon te klinken. Alleen is hij dat niet. Het is een buikspreker met jouw stem.
En jij geloofde dat jij het was.
Je accepteerde het niet alleen; je internaliseerde het, herhaalde het en verdedigde het. Je verwarde het met je geweten, je verantwoordelijkheidsgevoel, je methode om een beter mens te worden. Maar deze stem is niet geïnteresseerd in jouw integriteit. Hij is geïnteresseerd in gehoorzaamheid.
De stem die jij je innerlijke criticus noemt, heeft maar één functie: jou reguleren volgens externe eisen. Hij wakkert angst aan zodra je afwijkt van de verwachte norm. Hij straft je als je niet presteert. Hij beschaamt je als je pauzeert. En het meest verraderlijke is dat hij hiervoor jouw eigen taal, jouw eigen herinneringen en jouw eigen emotionele palet gebruikt.
Hij zegt niet: “De maatschappij wil dat je productiever bent.” Hij zegt: “Je bent lui.”
Hij zegt niet: “Die leraar in groep vier zei dat je niet creatief bent.” Hij zegt: “Je zult nooit goed genoeg zijn.”
Hij zegt niet: “Het systeem beloont zelfkastijding.” Hij zegt: “Je bent zwak.”
Het systeem legt zijn bevelen buiten zichzelf, maar plaatst de handhaving binnenin jou. Je hebt geen bewaker nodig als de gevangene al tegen zichzelf schreeuwt in zijn cel.
De moderne psychologie, met al haar gepraat over ‘interne delen’ en zelfcompassie, stelt zelden de vraag waar die stem vandaan komt. Ze vraagt je om hem te begrijpen, met vriendelijkheid te luisteren, om ‘het deel’ te verwelkomen.
Nee. Je sluit geen vrede met een computervirus. Je gooit het in de prullenbak.
Het probleem is niet dat je te hard bent voor jezelf. Het probleem is dat je bent misleid te geloven dat dit ding überhaupt een deel van jou is.
Dat is het niet. Het werd geüpload. Door je ouders, je leraren, door regels die nooit werden uitgelegd maar altijd werden gehandhaafd. Door socialmedia-algoritmes die je het gevoel geven dat je achterloopt, zelfs als alles prima gaat. Door bedrijfsslogans vermomd als zelfhulpadvies. Door een cultuur die rust pathologiseert en de ‘hustle’ verafgoodt.
Het verspreidt zich door imitatie. Hoor je het lang genoeg, dan herhaal je het. Herhaal je het lang genoeg, dan nestelt het zich in. En eenmaal genesteld, wordt het zelfreplicerend, als malware die zichzelf kopieert naar elk creatief bestand dat je probeert te openen.
Een van de meest verwoestende effecten van deze geïnternaliseerde handler is hoe hij creativiteit verlamt. Je voelt misschien een diepe drang om iets te uiten – een idee, een beeld, een geluid – maar merkt dat je niet kunt beginnen. Of erger: je begint, en de criticus slaat onmiddellijk toe, fluisterend dat het niet goed genoeg is, dat het ‘cringe’ is, afgeleid, gênant, zinloos. En omdat hij met jouw stem spreekt, geloof je het. Je neemt aan dat het de stem is van rede, bescheidenheid of artistieke volwassenheid.
Maar het is geen van die dingen. Het is de stem van onderdrukking, sprekend op een toon van bezorgdheid. Hij wil niet dat je beter creëert; hij wil dat de impuls oplost voordat het een actie wordt.
Elke daad van werkelijke creatie is een daad van subjectiviteit, van grenzen doorbreken, van zeggen: “Dit kwam uit mij.” En het systeem tolereert geen ongefilterde opkomst. Het wil output die het kan taggen, traceren, monetariseren en recyclen.
Perfectionisme gaat niet over kwaliteit. Het is de leiband. Het imiteert zorg, diepgang en professionaliteit, terwijl het de criteria zo aanscherpt dat je het proces afbreekt. Wanneer het er niet in slaagt het idee te blokkeren, blaast het de standaard op. De criticus opereert als een preventieve censor. Hij beschämt niet alleen wat je produceert, maar zelfs de impuls om te beginnen.
Het vertelt je te wachten tot je beter, slimmer, meer ‘klaar’ bent. Het spiegelt je de mythe van ‘ooit’ voor, om te voorkomen dat je ‘vandaag’ handelt. Dit is geen voorbereiding; het is opschorting. Een kunstmatige pauze, aangedreven door een interface van schijnproductiviteit.
Zelf wilde ik al zo lang ik me kan herinneren liedjes schrijven en muziek componeren. Een paar jaar geleden vond ik een simpele manier om die geïmplanteerde stem het zwijgen op te leggen. Ik zei tegen mezelf: “Prima, dan schrijf ik een slecht nummer.”
Die ene actie ontwrichtte de logica van de criticus. Geen weerstand, geen perfectionisme. Alleen de ruimte om een slechte video te maken, een lelijk schilderij, een matig boek. Om vals te zingen en er niets om te geven. Soms is dat alles wat nodig is om de vreugde weer te voelen, zelfs nog voordat je het hele bouwwerk hebt ontmanteld.
Dus, wat doe je?
Je traceert de bedrading en verandert je vocabulaire. Stop met het mijn innerlijke criticus te noemen. Noem het wat het is: een systeem-handler. Een ‘override’-commando. Een gedragsscript ontworpen voor gehoorzaamheid. Je begint te herkennen wanneer het spreekt.
Je gaat er niet mee in discussie. Je sust het niet. Je onderhandelt niet.
Je kijkt wie er profiteert wanneer jij gehoorzaamt. Spoiler: dat ben jij nooit.
En zodra je hem hebt gespot, kun je je échte stem weer horen. Degene die er was vóór de formattering. Geen tegenargument voor de criticus, maar iets dat op een totaal andere grond is gebouwd.
Het was nooit een bouwproject. Het was een opgraving. Deprogrammering.
Je bent uitgeput omdat iets zich continu voedt met jouw energie.
Je voelt je dissonant omdat de structuur waarin je leeft niet overeenkomt met je innerlijke realiteit.
En je bent opstandig, omdat de omheining niet langer waterdicht is.